Het leek wel niet te stoppen!
We zitten in de taxi naar het ZOA kantoor. Het is heel
erg druk op de weg en overal lopen er mensen. Op een gegeven moment horen we getik
op de ramen, er staat een klein jongetje met allemaal spullen voor het raam. Hij
kijkt met een smekende blik naar ons en vraagt tot drie keer toe ‘please support
me’. Stephan, Dianne, Marie Louise en ik kijken elkaar aan met de vraag ‘wat
moeten we nu toch doen?’
Op een gegeven moment gaat het jongetje weg. En dan heb
je aan de ene kant een soort opluchting dat het jongetje het dan bij anderen kan proberen en dat wij hem niet verdrietiger hoeven te maken. Want de mensen in
Oeganda hebben het toch veel moeilijker dan wij en dat weten wij toch ook.
Maar op een geven moment proberen al de mensen die daar
lopen hun spullen aan ons te verkopen.
We zien ook een vrouw met een halve arm en een kind in haar
armen. Ze vraagt Steffen om geld en blijft maar bij de auto staan.
[lees verder onder de afbeelding]
We zeggen tegen iedereen nee, want als je het bij één iemand doet dan moet je het toch ook bij de andere mensen doen? Of toch niet? Is het voldoende om op dat moment die ene blij te maken?
Wat vind u/jij daarvan?
Even later zijn we op weg naar het ZOA kantoor. Daar ontmoeten we de mensen die in Oeganda werken. We drinken koffie en spreken over wat we nog gaan doen. We laten er wat stroopwafels achter en vertrekken weer. We
moeten ongeveer zes uur rijden naar onze volgende tussenstop. Onderweg eten we nog wat en
gaan weer verder.
Om ongeveer acht uur 's avonds komen we aan bij het kantoor van ZOA Nwoya en blijven er avondeten. Er is daar ook een klein jongetje. Ik heb hem in mijn
armen gekregen en dat is zo’n fijn gevoel! Want hij leeft toch in een heel andere
wereld dan ik.
Thenise
Reacties
Een reactie posten